20311 |
puber |
aankomend maagdje:
aankaomentj maechtje (L288c Eind)
|
puber (vr.)
III-2-2
|
20651 |
pudding |
pudding:
pölling (L288c Eind),
Verklw. pödingske
pödding (L288c Eind)
|
pudding
III-2-3
|
18693 |
pullover |
pullover:
puuloover (L288c Eind)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24227 |
putter |
distelvink:
distelvînk (L288c Eind),
heiputtertje:
hejpötterke (L288c Eind),
puttertje:
pötterke (L288c Eind)
|
distelvink || putter
III-4-1
|
27904 |
raam |
raam:
rām (L288c Eind
[(+)]
),
venster:
ve.nstǝr (L288c Eind
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33575 |
raapstelen |
kelen:
mv.
keêle (L288c Eind)
|
raapstelen
I-7
|
20801 |
raapstelenstamppot |
kelenmoes:
keelemoos (L288c Eind)
|
stamppot van raapstelen
III-2-3
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
aarig (L288c Eind),
vreemd:
vrieëmtj (L288c Eind)
|
eigenaardig, vreemd, mooi, leuk, sympathiek || vreemd
III-1-4
|
33576 |
rabarber |
rabarber:
rebârber (L288c Eind)
|
rabarber
I-7
|
33577 |
radijs |
radijs:
rediês (L288c Eind)
|
radijs
I-7
|