e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schenen schenen: sxēnǝ (Eind) Gekliefde en geschaafde wissen. Zij worden vooral gebruikt voor fijn vlechtwerk. Ook de wanden van duivenmanden worden met schenen volgevlochten. [N 40, 85; monogr.] II-12
schenkkan karaf: kəraf (Eind) waterkan, glazen wijn- of likeurkan III-2-1
schil van een vrucht bast: bast (Eind) schil, groene — I-7
schim, schaduw, glimp schim: schieëm (Eind), BNO.  scheêm (Eind) schim, schaduw, glimp III-4-4
schoenmaker schoenmaker: sxōnmākǝr (Eind), sxōnmę̄kǝr (Eind) In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.] II-10
schoenmaker -bijnamen pekfister: pę̄kvīstǝr (Eind) Bijnamen voor de schoenmaker. [N 60, 216b; N 60, 75; monogr.] II-10
schoensmeer wiks: wiks (Eind, ... ) schoensmeer III-1-3, III-2-1
schoffel schoffel: sxufǝl (Eind) Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7] I-5
schoffelen, wieden met de schoffel schoffelen: sxufǝlǝ(n) (Eind) Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a] I-5
schoftriem borsthaam: bǫrsthām (Eind) Leren band van het borsttuig die over de schoft van het paard heen loopt. [N 13, 53] I-10