e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slipjas slipjas: slupjas (Eind) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slok slok: slók (Eind) slok III-2-3
slons (slodder?) brok: brók (Eind), dodsel: dódzel (Eind), falie: faalie (Eind), foek: foêk (Eind), fotskont: fótskoónt (Eind), kwakel: kwaakel (Eind), prut: prut (Eind), sloerie: sloêrie (Eind) del, slons || niet propere, vieze vrouw || slecht verzorgde, vies uitziende, slordige vrouw || slonzige vrouw || slordige lui vrouw || slordige vrouw || slordige vrouw, kletstante, vuil wijf || vrfouw die zich niet goed meer verzorgt III-1-4
slot knip: knep (Eind), slot: slūət (Eind) slot III-2-1
sluitmand sluitmand: slū.tmaŋ (Eind  [(hierin bewaarde de meid haar kleren als ze in een betrekking ging)]  ) In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.] II-12
slurpen slurpen: slörpe (Eind) slurpen III-2-3
smaken smaken: smaake (Eind) smaken III-2-3
smakken smekkelen: Zitj toch neet te smekkele aan taofel  smekkele (Eind), smekken: smekke (Eind) smakken, bij het eten met de mond een onbeleefd smakkend geluid maken III-2-3
smalen smalen: smaêle (Eind) smalen, snieren III-1-4
smalle buikriem buikriem: būkrēm (Eind) Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61] I-10