id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19837 | steen voor de inmaakpot | moeskei: mōskeͅi̯ (Eind), moessteen: mōssteͅi̯.n (Eind) | zware kei; de moosstein werd op het losse deksel van het zuurkoolvat gelegd om een constante druk op de zuurkool te krijgen III-2-1 |
29594 | steenbakkerij | steenoven: stęj.nuǝvǝ (Eind) | Algemene benaming voor de plaats waar of de fabriek waarin bakstenen vervaardigd worden. Een aantal opgaven is mogelijk specifiek van toepassing op de oven waarin het bakproces van de kleiprodukten plaatsvindt. [N 98, 1; monogr.; N 30, 52c add.] II-8 |
24251 | steenuil | steenuil: steînuul (Eind) | steenuil III-4-1 |
19893 | stenen omheining | schutting: sxøͅteŋ (Eind) | schutting III-2-1 |
20323 | sterven | afpikken: aafpikke (Eind), sterven: stêrreve (Eind) | doodgaan, iets opgeven || sterven III-2-2 |
20340 | stiefmoeder | stiefmoeder: Ospel steegmoôder (Eind) | stiefmoeder III-2-2 |
20338 | stiefouders | stiefouders: Ospel steegaojers (Eind) | stiefouders III-2-2 |
20342 | stiefzoon | stiefzoon: Ospel steegzoón (Eind) | stiefzoon III-2-2 |
20579 | stiekem eten | moffelen: móffele (Eind) | ergens stilletjes zitten te eten III-2-3 |
19327 | stijfkop | knotskop: knótskop (Eind), moeskop: mooskop (Eind), neetoor: neetoeër (Eind), stekel: stiechel (Eind), stijfvreter: stiêfvrieëteer (Eind) | stijfkop || stijfkop, koppig persoon III-1-4 |