34348 |
vlekziekte |
brandplekken (mv.):
branjtjplɛkǝ (L288c Eind)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vluuëgel (L288c Eind)
|
vleugel
III-4-1
|
24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
tirren:
tirre (L288c Eind)
|
ronddraaien ve vlieg
III-4-2
|
33986 |
vliegennet |
vliegengaren:
vlēgǝgārǝ (L288c Eind)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
19452 |
vliegenraam, hor |
hortje:
hoͅrtjə (L288c Eind, ...
L288c Eind)
|
sierhor voor raam || vliegengaas, hor
III-2-1
|
24499 |
vlier |
vlierenstruik:
flierestroêk (L288c Eind)
|
vlierstruik
III-4-3
|
24392 |
vlinder |
reipstaart:
reipstert (L288c Eind),
snuffelter:
snuffelter’ (L288c Eind)
|
vlinder
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
nondejuke:
nondejuuke (L288c Eind)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19702 |
vloertegel |
plavuis:
pləvy(3)̄s (L288c Eind)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|