e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wiel rad: rāt (Eind), meervoud  rār (Eind) Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13
wielband reep: re̜jp (Eind) De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.] II-11
wielewaal gele wielewauw: gaele wielewâw (Eind) wielewaal III-4-1
wijn wijn: Wiênglaas  wiên (Eind) wijn III-2-3
wijngaard wingerd: wingert (Eind) wijngaard I-7
wijnstok, wingerd druif: droef (Eind), druivenhengel: droêvenhîngel (Eind) druif || wijnstok I-7
wijs wijs: wiês (Eind) wijs III-1-4
wilde eend eend: aentj (Eind) eend III-4-1
wilde gans gans: gaos (Eind) gans III-4-1
wilg (alg.) wijdenboom: wi-jjeboûm (Eind) wilg III-4-3