e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilgenkatje katje: kétje (Eind) katje, vruchtbeginsel ve wilgetak III-4-3
willen willen: wille (Eind) willen III-1-4
wind (alg.) wind: WB. (meervoud: weendje; verkleinwoord: wintje).  weentj (Eind) wind III-4-4
winderig weer trekachtig (weer): trekechtig (Eind) koud, nat en winderig III-4-4
windhoos wervel: wervel (Eind) klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)] III-4-4
windroeden dakgaarden: dā.k˲gē̜rdǝ (Eind), dekgaarden: dɛk˲gē̜rdǝ (Eind) Twijgen die men vastbindt op de naden van de dakschilden om het verwaaien van de dakbedekking tegen te gaan. De bandgaarden werden in L 291 vastgebonden met 'wijden' ('wijǝ') of 'witsen' ('wetsǝ'), in K 353 met 'dekbanden' ('dęk˱banǝ'). In K 316 gebruikte men 'dekgaarden' ('d'k˲gšrǝ') om het stro over de hele lengte van het dak vast te leggen. [N F, 10; N 4A, 34d; monogr.] II-9
winterkleren wintergoed: wintjergoot (Eind) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
winterkoninkje koninkje: kuuëningske (Eind) winterkoninkje III-4-1
wis snoei: snǭj (Eind), wis: wes (Eind) Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.] II-12
wis van bepaalde soort amerikaantje: amerikāntjǝ (Eind), duitse dot: dø̜jtsǝ dǫt (Eind), franse rode: fransǝ rōj (Eind), lintje: le.ntjǝ (Eind), vlaamse rode: vlāmsǝ rōj (Eind), weda: wēdā (Eind  [(meervoud: wēdās)]  ), zwarte driebast: zwartǝ dribast (Eind) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de verschillende soorten wissen die bij het mandenmaken gebruikt worden. Opgaven waarvan niet duidelijk werd welke wilgsoort ermee werd bedoeld, zijn aan het eind van het lemma per kleur bijeengezet. [N 40, 2; N 40, 22; monogr.] II-12