e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomkruiper boomlopertje: boumluiperke (Eind) boomkruiper III-4-1
boomleeuwerik heiliewerk: hejlieëwêrrek (Eind) boomleeuwerik III-4-1
boomstronk boomboks: de dikke zijde  boumbóks (Eind), poest: ook: wortelstronk  poêst (Eind), strobbel: stróbbel (Eind) boomstronk || stronk || uiteinde ve boomstam III-4-3
boomwagen marjan: marjan (Eind) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen boon: boeën (Eind) boon I-7
boos kwaad: kwaot (Eind), narrig: narrig (Eind), spoors: spuûrs (Eind) boos || boos, kortaf || kwaad, boos III-1-4
bord telloor: təly(3)̄r (Eind) etensbord III-2-1
borrel drupje: Gaef mich nog mer e dröpke  dröpke (Eind), holapietje: Uitsluitend verklw. Woord is ontstaan in café waar de kastelein Piet steeds ¯t borrelglaasje tot aan de rand vulde en de klant riep Hola Pietje, bang dat hij er overheen goot  hoolaapietje (Eind), krawouwer: Woord ontstaan op de "schaerbânk"(bijeenkomst bij de kapper)  krawouwer (Eind) borreltje || borreltje tot de rand gevuld zelf met een kop er bovenop III-2-3
borstzak(je) klein tasje: klein tèske (Eind) pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)] III-1-3
bosrietzanger korenfluiter: koeërefluiter (Eind), korenmusje: koeëremöske (Eind), korenteut: koeëretäöt (Eind) bosrietzanger III-4-1