33426 |
zolder boven de dorsvloer |
schelf(t):
[schelf(t)] (L288c Eind
[(*)]
)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
zolderkamer:
zøͅldərkāmər (L288c Eind)
|
zolderkamer
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̜̄jmǝ (L288c Eind),
zø̜j.mǝ (L288c Eind)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
18675 |
zomerkleren |
zomergoed:
zoomergoot (L288c Eind)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
sunjese kléjer (L288c Eind)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20067 |
zonnebloem (helianthus annuus l.) |
zonnekeern:
zónnekaer (L288c Eind)
|
zonnebloempit
III-2-1
|
25213 |
zonx |
zon:
(meervoud: zonne; verkleinwoord: zunke).
zón (L288c Eind)
|
zon
III-4-4
|
28991 |
zoom |
zoom:
zǫw.m (L288c Eind)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
21072 |
zuigen |
zuiken:
Sókkerpaek zoêke
zoêke (L288c Eind)
|
zuigen
III-2-3
|