19531 |
broodmes |
broodmes:
bruətmɛs (L288c Eind)
|
broodmes
III-2-1
|
20670 |
broodpap |
brokkelpap:
Verklw. brokkelpepke
brokkelpap (L288c Eind)
|
zwartbrood, gebrokkeld in botermelk
III-2-3
|
20386 |
bruid |
bruid:
broêt (L288c Eind)
|
bruid
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broêdegóm (L288c Eind)
|
bruidegom
III-2-2
|
20371 |
bruidsmeisje |
bruidje:
in het wit gekleed meisje bij huwelijk of processie
bruûtje (L288c Eind)
|
bruidje
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broêleft (L288c Eind)
|
bruiloft
III-2-2
|
32481 |
buffwis |
buff:
bøf (L288c Eind),
buffhout:
bøfhǫwt (L288c Eind),
buffwis:
bøfwes (L288c Eind)
|
De gekookte en daarna ontschorste wis. [N 40, 3; monogr.]
II-12
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
(meervoud: beeze; verkleinwoord: beeske).
bees (L288c Eind),
boes:
ps. blz. 69 van deel 2 (N-W).
boes (L288c Eind)
|
bui, regenbui
III-4-4
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
staldeurtje:
staldø̄rkǝ (L288c Eind)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
voorloper:
Nederweert; cf. VD s.v. "voorkind"= "kind uit een vroeger huwelijk of vóór iemnads huwelijk met een ander geboren
veurluiper (L288c Eind)
|
kind dat vóór het huwelijk geboren wordt
III-2-2
|