e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
denken denken: dînke (Eind) denken III-1-4
dennenappel dennenknop: denneknop (Eind) denneappel III-4-3
dennennaalden spangen: mv.  spânge (Eind) dennenalden III-4-3
deugniet deugeniet: duuëgeneet (Eind), duivelskind: duûvelskîntj (Eind), hozenbengel: hoozebîngel (Eind), plevuuter: plevuuter (Eind), saro: saaroo (Eind), stuk vreten: stök vrieëte (Eind) deugniet || ondeugend kind || rakker, deugniet III-1-4
deur deur: dȳǝr (Eind) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurkruk, deurklink klink: kle.ŋk (Eind) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
diep diep: dēp (Eind) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
dier, beest dier: deer (Eind) dier III-4-2
dikke want stoffen want: stoffe wante (Eind) wanten, dikke ~, gemaakt van grove (wollen) stof [pieje, piejhesje] [N 23 (1964)] III-1-3
dikke wollen sjaal das: das (Eind) das, dikke wollen (winter)~ [N 23 (1964)] III-1-3