e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eikel eikel: eikel (Eind) eikel III-4-3
einde, wiek roede: rōj (Eind) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
eindvoor le(t)ste voor: lęstǝ [voor] (Eind) Dit lemma omvat enkele benamingen die werden opgegeven of door hun algemeenheid bruikbaar konden worden geacht voor zowel de laatste voor in het midden als voor die aan de zijkant van de akker. I-1
ekster egerst: aegerst (Eind) ekster III-4-1
elastiek elastiek: stik (Eind) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7
ellende (lijden) leed: leît (Eind) leed, ellende III-1-4
emmer emmer: eͅi̯.mər (Eind) emmer III-2-1
engerling, larve van de meikever spekworm: spekwôrrem (Eind) meikeverlarve III-4-2
erf hof: hō.f (Eind) I-7
ergens, hier of daar ergens: ps. blz. 21 van deel 2 (N-W).  êrreges (Eind), evers: Verouderd BO.  aevers (Eind) ergens, hier of daar III-4-4