33456 |
horizontale sluitbalk van een poort |
balk:
balǝk (L288c Eind)
|
Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.]
I-6
|
22183 |
houtduif |
houtduif:
houtdoef (L288c Eind)
|
bosduif
III-4-1
|
19629 |
houtskool |
amelen:
ōͅmələ (L288c Eind),
ameren:
ōͅmərə (L288c Eind),
amerten:
ōͅmərtə (L288c Eind)
|
houtskool, nog smeulend bij vuurhaard
III-2-1
|
19476 |
houtspaander |
snip:
snøpə (L288c Eind)
|
stukjes spaander of wilgenhout om bv. de pijp aan te steken en daarmee lucifers te sparen. De snuppe hingen in een oude klomp of snuppeplenkske in de keuken naast de schoorsteen
III-2-1
|
18962 |
huichelaar |
pilarenbijter:
pelaerebiêter (L288c Eind)
|
schijnheielige
III-1-4
|
34618 |
huif van de huifkar |
huif:
hūf (L288c Eind)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hūfkɛr (L288c Eind)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
18876 |
huilen |
huilen:
huûle (L288c Eind),
krijten:
kritje (L288c Eind),
kriête (L288c Eind)
|
huilen
III-1-4
|
19899 |
huis |
woonhuis:
wūənhū.s (L288c Eind)
|
woonhuis
III-2-1
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hū.s (L288c Eind),
kruipgat:
krū.p˃gāt (L288c Eind)
|
huis || zeer bekrompen behuizing
III-2-1
|