e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
horizontale sluitbalk van een poort balk: balǝk (Eind) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
houtduif houtduif: houtdoef (Eind) bosduif III-4-1
houtskool amelen: ōͅmələ (Eind), ameren: ōͅmərə (Eind), amerten: ōͅmərtə (Eind) houtskool, nog smeulend bij vuurhaard III-2-1
houtspaander snip: snøpə (Eind) stukjes spaander of wilgenhout om bv. de pijp aan te steken en daarmee lucifers te sparen. De snuppe hingen in een oude klomp of snuppeplenkske in de keuken naast de schoorsteen III-2-1
huichelaar pilarenbijter: pelaerebiêter (Eind) schijnheielige III-1-4
huif van de huifkar huif: hūf (Eind) Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr] I-13
huifkar huifkar: hūfkɛr (Eind) Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.] I-13
huilen huilen: huûle (Eind), krijten: kritje (Eind), kriête (Eind) huilen III-1-4
huis woonhuis: wūənhū.s (Eind) woonhuis III-2-1
huis, woning huis: hū.s (Eind), kruipgat: krū.p˃gāt (Eind) huis || zeer bekrompen behuizing III-2-1