e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleerhanger hangertje: hę.ŋǝrkǝ (Eind), hɛ.ŋərkə (Eind), klederhanger: klęjǝrha.ŋǝr (Eind) Gebogen houtje of beugel met haak waarop men jas of mantel zonder kreuken kan ophangen. [N 59, 35; monogr.] || kleerhanger II-7, III-2-1
klef knets: Di-j mik és êrreg knetsj: dat brood is erg klef  knetsj (Eind) ongaar, deegachtig (vooral van brood) III-2-3
kleinkinderen kindskinder: uitsluitend in mv.  kinskînjer (Eind) kleinkinderen III-2-2
kleinzoon kleinzoon: kleinzoeën (Eind) kleinzoon III-2-2
kleiput leemkuil: lęj.mkūl (Eind) Delfplaats waar klei als grondstof voor de fabricage van bakstenen met de hand wordt gestoken of met behulp van machines wordt afgegraven. [N 98, 17; monogr.] II-8
klepbroek lok: loek (Eind) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
kliefhout bremenklover: briǝmǝklø̜jvǝr (Eind) Het houtje of ijzertje waarmee men wissen klieft. Zie ook afb. 265. [N 40, 86; monogr.] II-12
kliekje klitsklatsje: uitsluitend mv. uitsluitend verklw.  klitskletskes (Eind) kliekje III-2-3
klieven wijdenhout kloven: wejǝnhǫwt klø̜jvǝ (Eind) De wissen met behulp van een kliefhout in drieën of vieren splijten. Daartoe wordt er eerst met behulp van een mes een insnijding in de wis gemaakt. [N 40, 85; monogr.] II-12
klimop wintergroen: weentjergreun (Eind) klimop III-4-3