| 18881 |
liefkozen |
knoefelen:
knoefele (L288c Eind)
|
knuffelen
III-1-4
|
| 24343 |
lieveheersbeestje |
molentandje:
muuëletêntje (L288c Eind),
pimpernelletje:
pimpernelleke (L288c Eind)
|
lieveheersbeestje
III-4-2
|
| 26183 |
lijken |
luiken:
lø̜jkǝ (L288c Eind)
|
De touwen die in de rand van elk zeil zijn ingenaaid en waarmee het zeil aan de kikkers van de roede enerzijds en aan de toppen van de scheien anderzijds wordt vastgemaakt. [N O, 5b; A 42A, 70; monogr.]
II-3
|
| 20186 |
lijkstro |
rekstrooi:
rékstroeëj (L288c Eind),
wijpjes:
altijd mv."; "De kist werd vervoerd op een hoge kar zonder zijplanken. Het stro was bedoeld tegen het schommelen van de kist op de kar, want de wegen waren vroeger slecht
wiepkes (L288c Eind)
|
bosje stro waar de lijkkist op werd gezet || stro onder lijkkist
III-2-2
|
| 24567 |
lijsterbes |
lijsterbeer:
liêsterbieër (L288c Eind)
|
lijsterbes
III-4-3
|
| 20725 |
limburgse kaas |
kaas:
Herfse, Limburgse kiës: kaas oorspronkelijk uit het land van Herve (België) Verklw. kieëske
kieës (L288c Eind),
stinkkaas:
stinkkieës (L288c Eind)
|
kaas || stinkkaas
III-2-3
|
| 24486 |
linde |
linde:
lîndje (L288c Eind)
|
linde
III-4-3
|
| 28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (L288c Eind),
lijwand:
li.vǝntj (L288c Eind)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
| 19753 |
linnenkast |
lijnwaadkast:
lī.vəntjkast (L288c Eind)
|
linnenkast
III-2-1
|
| 24528 |
lisdodde |
duivelskauw:
duûvelskaw (L288c Eind)
|
lisdodde
III-4-3
|