e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eind

Overzicht

Gevonden: 1638
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke kat, kater dakhaas: dā.khās (Eind), kater: kaater (Eind), kātər (Eind) kater III-2-1
mantelpak mantelpak: mantjelpak (Eind) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
maretak heksenbessem: in kerse- en berkebomen  heksebieësem (Eind) heksenbezem, woekering III-4-3
margarine margarine: megrien (Eind) margarine III-2-3
margriet sleutelbloem: sluuëtelbloom (Eind) margriet III-4-3
marmiet, koperen ketel marmiet: marmi.t (Eind) koperen ketel III-2-1
mathaak pik: pek (Eind) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matras matras: mətras (Eind) matras III-2-1
medelijden compassie: kompassie (Eind) medelijden III-1-4
meelmijt memel: mv.  meemele (Eind) meelluis III-4-2