e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L430p plaats=Einighausen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paarse dovenetel violette dovenetel: flɛtǝ dǫu̯fnētǝl (Einighausen) Lamium purpureum L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met lichtpaarse bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op bouwland, in moestuinen en wegbermen en wordt 10 tot 30 cm hoog. De plant bloeit van maart tot oktober. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12b; A 60A, 75; monogr.] I-5
pachtboer pachter: pē̜ ̞xtǝr (Einighausen) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6
pachten pachten: pɛxtǝ (Einighausen) [S 27; monogr.] I-6
pachtersvrouw pachterse: pęxtǝšǝ (Einighausen) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad kroddel: kroddel (Einighausen, ... ) pad [DC 07 (1939)] || pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2
pad, paadje pad, paadje: paad, pê (Einighausen), voetpad, voetpaadje: voutpaad, voutpê (Einighausen) pad, paden (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
paddestoel (alg.) jodenvlees: jŭddevleisj (Einighausen) paddestoel [SGV (1914)] III-4-3
pak, kostuum kostuum: ei nuud kèstuum (Einighausen), montering: mantoering (Einighausen), pak: ei nuud pak (Einighausen), pak (Einighausen) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] || pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)] III-1-3
paling, aal aal: eel (Einighausen, ... ), geen verschil  eel (Einighausen) aal [SGV (1914)] || aal, paling [DC 10 (1941)] III-4-2
panlatten daklatten: dāklatǝ (Einighausen) De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.] II-9