e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L430p plaats=Einighausen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheen scheen: sjeen (Einighausen), šeen (Einighausen) scheen [SGV (1914)] || scheen - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
schelden, schimpen schampen: sjampe (Einighausen), schelden: Opm. Duitse ai-klank.  sjaije (Einighausen) schelden [SGV (1914)] || schimpen [SGV (1914)] III-1-4
schenkel schenkel: sjènkel (Einighausen) schenkel [SGV (1914)] III-2-3
schep molterschup: moltjǝršø̜p (Einighausen) De schep waarmee het scheploon genomen werd. De schepper die men in l 415 gebruikte, was een maat die geijkt moest worden. In Q 99* was geen schep aanwezig; de molenaar nam 5 kg per 100. [N O, 38j; Jan 268 add.; Coe 253 add.; Grof 292; monogr.] II-3
scheppen molteren: moljtǝrǝ (Einighausen) Maalloon scheppen met behulp van de schep. Het aantal kiloɛs dat per 100 kg mocht worden geschept, is, voorzover opgegeven, achter de betrokken plaatsnummers vermeld. Zie ook het lemma ɛmaalloon, maalgeldɛ. In l 270 was het scheppen tot rond 1910 gebruikelijk.' [N O, 38i; JG 1b; Vds 170; Jan 268; Coe 253; Coe 256; monogr.; A 42A, 48] II-3
scherp eggen voorwaarts [eggen]: vø̄rwaš (Einighausen) Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.] I-2
scherp inhebben (een/het) ijzer inhebben: īzǝr enhøbǝ (Einighausen) Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53] I-11
scherpen scherpen: šerpǝ (Einighausen) Het maalvlak van molenstenen scherp maken. Door de onduidelijke vraagstelling van vraag N o, 34a (ø̄Hoe noemt u het aanbrengen van groeven in de stenen?ø̄) is een aantal opgaven mogelijk ook van toepassing op het aanbrengen van een geheel nieuw scherpsel op een (nieuwe) molensteen. Zie voor de meer specifieke handelingen bij het scherpen de lemmata ɛuithalenɛ, ɛbreed scherpenɛ, ɛhol scherpenɛ etc.' [N O, 34a; Sche 61; Vds 198; Jan 194; Coe 159; Grof 192; A 42A, 29 add.; N D, 33; N D, add.; monogr.; A 42A, 33 add.] II-3
scherpmeel scherpselmeel: šęrǝpsǝlmę̄l (Einighausen) Het met stof vermengde, eerste meel nadat de molenstenen gescherpt zijn. Nadat de blauwe steen gescherpt was, maalde men in l 265 de eerste keer voergraan. Dit gebeurde ook vōōr het malen van boekweit. [N O, 37f] II-3
scheukpaal schuurpaal: šūrpǭl (Einighausen) Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.] I-11