25011 |
krommen |
krommen:
(He krume zich va n de pièn).
krŭmme (L430p Einighausen)
|
krommen [SGV (1914)]
III-4-4
|
17894 |
krommen, ombuigen |
krommen:
Hê krump zich van de pien
krŭmme (L430p Einighausen),
ombuigen:
ømbuige (L430p Einighausen)
|
krommen [SGV (1914)] || ombuigen [SGV (1914)]
III-1-2
|
26015 |
kroonstijl |
kroonstijl:
krōnštīl (L430p Einighausen)
|
De verbindingsbalk in het midden van de bovenkant van elk der zijwegen, tussen daklijst en steenlijst. Zie ook afb. 14 en 16. [N O, 43i]
II-3
|
26454 |
kropgat |
kropgat:
krǫp˲gāt (L430p Einighausen)
|
Het gat dat zich midden in de loper bevindt en waarin het te malen graan loopt. Kweern in het woordtype kweernoog (l 331) verwijst naar de in die plaats gebruikelijke term voor de handmolen. Zie het lemma ɛhandmolenɛ.' [N O, 18o; A 42A, 35; N D, 8; Sche 53; Vds 129; Jan 128; Coe 93; Grof 119; N O, 18h]
II-3
|
26077 |
kruias, kruirad |
kruiwerk:
kryjwęrǝk (L430p Einighausen)
|
Het wiel of de as onderaan de staart aan de buitenzijde van de molen, waarmee de molen of de molenkap met behulp van kettingen of touwen naar de wind gedraaid wordt. Zie ook afb. 21 en 23. Een aantal woordtypen is een pars pro toto. [N O, 30a; A 42A, 58; monogr.]
II-3
|
20805 |
kruidnagel |
groffelskop:
graeffelsköp (L430p Einighausen),
groffelsnagel:
graeffelsnêgel (L430p Einighausen)
|
kruidnagel [SGV (1914)]
III-2-3
|
23336 |
kruidwijding |
kruidwijden:
Kroedwien (L430p Einighausen)
|
O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)]
III-3-3
|
22580 |
kruidwis |
bijvoet:
ps. invuller geeft de naam van bepaalde kruiden en niet de verzamelnaam van de gezegende kruiden.
bievoet (L430p Einighausen),
reinvaren:
ps. invuller geeft de naam van bepaalde kruiden en niet de verzamelnaam van de gezegende kruiden.
reinvaren (L430p Einighausen)
|
Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)]
III-3-3
|
26082 |
kruien |
kruien:
krȳjǝ (L430p Einighausen),
met de/een schurskar varen:
mɛt˱ dǝ šø̜rskar vārǝ (L430p Einighausen)
|
De molen of molenkap draaien met als doel de wiekenas in de windrichting te plaatsen. [N O, 30i; N O, 30k; A 42A, 56; monogr.] || Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13, II-3
|
19581 |
kruik |
kruik:
kroek (L430p Einighausen)
|
kruik [SGV (1914)]
III-2-1
|