34048 |
mestkalf |
kistkalf:
kes[kalf] (L430p Einighausen)
|
Kalf dat gehouden wordt voor de slacht. Woordtypen als kistkalf, hokkalf, plankkalf duiden op een kalf dat vet gemest wordt in een kist of box. Zie voor de fonetische documentatie van (kalf)en (kalfje) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75b; N 3A, 76; N C, 8; S 14; monogr.]
I-11
|
32839 |
mestplakken verspreiden |
flatten spreiden:
flatǝ špręi̯ǝ (L430p Einighausen),
flatteren spreiden:
flatǝrǝ špręi̯ǝ (L430p Einighausen)
|
De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.]
I-2
|
33622 |
mestvaalt |
mestem:
mistem (L430p Einighausen),
aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019
mistem (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen),
mestpoel:
mèspoul (L430p Einighausen)
|
[SGV (1914)]hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)]
I-7
|
26212 |
met driekwart van het zeil bij |
driekwart zeil:
drikwārt ˲zęjl (L430p Einighausen)
|
Gezegd van een molen wanneer hij draait met driekwart van het zeil bij. [N O, 7h]
II-3
|
22641 |
met een drijftol spelen |
kokkerallen:
kökeralle (L430p Einighausen)
|
Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
26214 |
met een kwart van het zeil |
kwart zeil:
kwārt ˲zę̄jl (L430p Einighausen)
|
Gezegd van een molen die draait met een kwart van het zeil bij. Zie ook afb. 44A. [N O, 7j; A 42A, add.; N O, 7h]
II-3
|
26213 |
met halve zeilen |
half zeil:
hawf ˲zę̄jl (L430p Einighausen)
|
Gezegd van een molen wanneer hij draait met de zeilen voor de helft opgerold. Zie ook afb. 44B. [N O, 7i; A 42A, add.; A 42A, 74 add.; N O, 5i; N O, 5h; N O, 7h]
II-3
|
34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
bezǝ (L430p Einighausen)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
26210 |
met volle zeilen |
vol zeil:
vol zę̄l (L430p Einighausen)
|
Gezegd van een molen wanneer alle zeilen bijgezet zijn. Zie ook afb. 44D. [N O, 7f; N O, 7e; N O, 7c; A 42A, add.]
II-3
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mɛtsǝlē̜r (L430p Einighausen)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|