e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Einighausen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkalf kistkalf: kes[kalf] (Einighausen) Kalf dat gehouden wordt voor de slacht. Woordtypen als kistkalf, hokkalf, plankkalf duiden op een kalf dat vet gemest wordt in een kist of box. Zie voor de fonetische documentatie van (kalf)en (kalfje) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75b; N 3A, 76; N C, 8; S 14; monogr.] I-11
mestplakken verspreiden flatten spreiden: flatǝ špręi̯ǝ (Einighausen), flatteren spreiden: flatǝrǝ špręi̯ǝ (Einighausen) De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.] I-2
mestvaalt mestem: mistem (Einighausen), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mistem (Einighausen, ... ), mestpoel: mèspoul (Einighausen) [SGV (1914)]hoop droge mest,die bij of op de gierput wordt opgestapeld [DC 18 (1950)] || mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)] I-7
met driekwart van het zeil bij driekwart zeil: drikwārt ˲zęjl (Einighausen) Gezegd van een molen wanneer hij draait met driekwart van het zeil bij. [N O, 7h] II-3
met een drijftol spelen kokkerallen: kökeralle (Einighausen) Hoe noemt men het spelen met dit speelgoed [kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven]? [DC 24 (1953)] III-3-2
met een kwart van het zeil kwart zeil: kwārt ˲zę̄jl (Einighausen) Gezegd van een molen die draait met een kwart van het zeil bij. Zie ook afb. 44A. [N O, 7j; A 42A, add.; N O, 7h] II-3
met halve zeilen half zeil: hawf ˲zę̄jl (Einighausen) Gezegd van een molen wanneer hij draait met de zeilen voor de helft opgerold. Zie ook afb. 44B. [N O, 7i; A 42A, add.; A 42A, 74 add.; N O, 5i; N O, 5h; N O, 7h] II-3
met opgeheven staart rondlopen biezen: bezǝ (Einighausen) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met volle zeilen vol zeil: vol zę̄l (Einighausen) Gezegd van een molen wanneer alle zeilen bijgezet zijn. Zie ook afb. 44D. [N O, 7f; N O, 7e; N O, 7c; A 42A, add.] II-3
metselaar metselaar: mɛtsǝlē̜r (Einighausen) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9