24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekes (L430p Einighausen)
|
ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
33558 |
okkernoot |
noot:
neut (L430p Einighausen),
noot (L430p Einighausen),
-
noot (L430p Einighausen)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] || okkernoot, vrucht van [DC 17 (1949)]
I-7
|
20547 |
olie |
smout:
sjmaut (L430p Einighausen)
|
olie [SGV (1914)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
smoutverf:
šmawt˲vɛrf (L430p Einighausen)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
33664 |
omheinde wei |
getuinde wei:
gǝtūndǝ węi̯ (L430p Einighausen)
|
Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.]
I-8
|
33737 |
omheining van ijzeren spijlen |
stanketsel:
stankętsǝl (L430p Einighausen)
|
Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e]
I-8
|
33735 |
omheining van palen |
afrastering:
āfrastǝreŋ (L430p Einighausen)
|
Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.]
I-8
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (L430p Einighausen)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
plag:
plak (L430p Einighausen)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
omslagdoek:
omsjlaagdouk (L430p Einighausen)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|