24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
ritnaald:
idiosyncr. + soms fon. schrift Engels ao = net als boven, in Limburgs
ritnaolj (L430p Einighausen)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L430p Einighausen)
|
ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18058 |
rochelen |
reutelen:
rootele (L430p Einighausen)
|
rochelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
rode wiemeren:
mv: -e of wiemerte
roo: wiemere* (L430p Einighausen),
roo: wiemerte* (L430p Einighausen),
wiemerten:
wiemert (L430p Einighausen)
|
[DC 13 (1945)]aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
slakroot:
šlātkrōt (L430p Einighausen)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24405 |
rode bosmier |
vergiftige amezeik:
idiosyncr. + soms fon. schrift Engels
vergiftige āōmezeik (L430p Einighausen)
|
bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
34033 |
rode koe |
rode koe:
rō [koe] (L430p Einighausen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
34034 |
rode koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (L430p Einighausen)
|
[N 3A, 125a]
I-11
|
34035 |
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen |
vlekkoe:
vlɛkkǫu̯ (L430p Einighausen)
|
[N 3A, 125b]
I-11
|
20655 |
rode kool |
rode kappes:
rooe kappes (L430p Einighausen),
rood moes:
rood mous (L430p Einighausen),
rōōt mous (L430p Einighausen)
|
Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|