e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Einighausen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slakkenhuis slakkenhuisje: sjlèkkenhŭske (Einighausen), šlekkenhuske (Einighausen) slakkenhuis [DC 17 (1949)] || slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slappe vilten hoed loesjhoed: lôsjhout (Einighausen) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht mens, slechte kerel strop: Opm. Das eine sjtrop = iemand die allerlei ondeugende streken uithaalt.  sjtrop (Einighausen) galgenaas [SGV (1914)] III-1-4
slee ijswagen: ieswage (Einighausen) slede [SGV (1914)] III-3-2
slenteren slenteren: sjlĕndere (Einighausen) slenteren(d lopen) [SGV (1914)] III-1-2
slepen slepen: sjleipe (Einighausen), šlęi̯pǝ (Einighausen) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] I-2, III-1-2
sleutelbloem kerkensleutel: -  kirkesleu:tel (Einighausen), koekensbloem: -  kou:kes blou:m (Einighausen) sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos bossel sleutelen: bŏssel schlēūtĕlĕ (Einighausen), sleutelen: Geen naam; men spreekt van \'sleutele\'.  sjleutele (Einighausen) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
slijm bij de nageboorte slijm: šlīm (Einighausen) Kleverige slijm bij de nageboorte. [N 3A, 57b] I-11
slijmen slijmen: šlīmt (Einighausen) Afscheiding geven uit de schede v√≥√≥r het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 37] I-11