24258 |
tuinfluiter |
kersvink:
kēēšvìnk (L430p Einighausen)
|
Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19749 |
tuinhuisje |
zomerhuis:
zomerhoes (L430p Einighausen)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|
18710 |
tuinwant |
doornhaas:
döreneijsje (L430p Einighausen)
|
wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20116 |
turfmolm |
meel:
mē̜l (L430p Einighausen),
mul:
mêl (L430p Einighausen)
|
[SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
I-7, II-4
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
harenbos:
hǭrǝbōš (L430p Einighausen)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
34234 |
tweespeen |
tweedeem:
twēdēm (L430p Einighausen)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
33597 |
ui, ajuin |
un:
mv unne*
un (L430p Einighausen)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
34157 |
uieren |
gespannen staan:
štɛjt gǝšpanǝ (L430p Einighausen),
uieren:
ȳrǝn (L430p Einighausen),
vol staan:
štɛjt ˲fǫl (L430p Einighausen)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
34089 |
uierkwartier |
deem:
dɛm (L430p Einighausen)
|
Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12]
I-11
|
33185 |
uiteen poten |
wijd vaneen:
wit vanęi̯n (L430p Einighausen)
|
De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b]
I-5
|