25000 |
cirkel, kring |
krans:
krans (L430p Einighausen),
(Ook met contrad?? in term. roenje krans).
krans (L430p Einighausen)
|
cirkel [SGV (1914)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
24406 |
cocon |
pop:
pŭp (L430p Einighausen)
|
cocon [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18518 |
colbertjasje |
kort jasje:
kort jeske (L430p Einighausen)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19823 |
commode, ladenkast |
commode:
kəmōt (L430p Einighausen)
|
commode [SGV (1914)]
III-2-1
|
21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
Opm. wij zeggen hier: ich koem dich gèt kompenie doon (= ik kom je wat gezelschap houden).
kompenie ? (L430p Einighausen)
|
compagnie [SGV (1914)]
III-3-1
|
32599 |
composthoop |
rothoop:
rǫthǫu̯p (L430p Einighausen),
vuilnishoop:
vūlǝshǫu̯p (L430p Einighausen)
|
Bedoeld wordt een hoop van plantenresten, kaf-afval, zacht heggeknipsel, keukenafval, afval van weide of boomgaard, enz. die men regelmatig omzet en laat verteren tot vooral over de weide te strooien compost. [N M, 10c add.; N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 38a + b; monogr.]
I-1
|
22829 |
concert |
concert (<fr.):
Opm. de oe is kort.
koenzert (L430p Einighausen)
|
concert [SGV (1914)]
III-3-2
|
32810 |
cultivator, extirpator |
cultivator:
køltǝvātǝr (L430p Einighausen),
extirpator:
ɛkspātǝr (L430p Einighausen)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
praam:
praam (L430p Einighausen, ...
L430p Einighausen),
Additie: runder- en paardenhorzel heet praam
praam (L430p Einighausen)
|
daas (paardenvlieg) [SGV (1914)] || horzel [SGV (1914)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
27184 |
dak |
dak:
dāk (L430p Einighausen)
|
Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.]
II-9
|