e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijsbaan keibaan: kybaan (Eisden) Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)] III-3-2
ijsmuts ijsmuts: isməts (Eisden) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijspegel ijspiel: ièspeel (Eisden), piel: peel (Eisden) ijskegel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijver ijver: ait veul ievər (Eisden) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: iezel (Eisden) ijzel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzelen ijzelen: ⁄t iezelt (Eisden, ... ) ijzelen [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijzeren deurtje voor het ovengat ovendeurtje: [oven]dø.rkǝ (Eisden), ovenplaat: [oven]plāt (Eisden) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren drevels, deuvels pinnen: p ̇en (Eisden) De tweepuntige stalen nagels waarmee de verschillende bodemplanken met elkaar verbonden worden. [N E, 38c] II-12
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: gafǝl (Eisden), riek: rēk (Eisden) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzertje onder een schoen schoenijzer: šonizər (Eisden) ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)] III-1-3