e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaarsenbak kaarsenstaander: keërsestäönder (Eisden) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper snuiter: snøtər (Eisden) kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] III-2-1
kaarten (ww.) kaarten: kâ:rtə (Eisden), /  kaarte (Eisden), er zijn wel veel benamingen voor het soort spel dat men speelt. vb. kojongen, wieze, pietsche trek, e.a.  kaarte (Eisden) kaarten [RND], [SND (2006)] III-3-2
kaas kaas: kîês (Eisden) kaas [RND] III-2-3
kaasmijt kaasmade: ki-(jə)smɛi̯ (Eisden) mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)] III-4-2
kaatsen kaatsen: met een bal  kaatse (Eisden), met de bal spelen: mɛtə bal tə spi.ələ (Eisden) kaatsen [RND] || Kent u het werkwoord kaatsen (met de bal)? [ZND 41 (1943)] III-3-2
kabelbreuk kabelbreuk: kabelbreuk (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]) [N 95, 90; monogr.] II-5
kabouter abelemannetje: [sic]  abélémenké (Eisden), kabouter: eine kaboͅuwtər (Eisden), kaboutermannetje: ein kaboͅuwtərmɛnnəkə (Eisden) Een kabouter (klein mannetje uit de sprookjes). [ZND 27 (1938)] III-3-3
kachel, stoof stoof: stōͅf (Eisden, ... ) kachel, stoof [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
kachelzwartsel potlood: pǫtlut (Eisden) In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.] II-11