e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolenschop 5-ribbenschup: [5]-rebǝsxøp (Eisden  [(Eisden)]   [Domaniale]), kolenschup: kolenschup (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]), troffel: troͅfəl (Eisden) Schop, bestaande uit een korte steel met kruk en een betrekkelijk groot blad. Met dit type schop worden de losgemaakte kolen op de transportband of de schudgoot geschept. Door de onduidelijke vraagstelling van vraag N 95, 751 ("Hoe noemt u een platte schop?") en vraag N 95, 752 ("Hoe noemt u een panneschop?") is een aantal opgaven uit dit lemma mogelijkerwijs ook van toepassing op de steenschop. De composita waarvan het eerste lid verwijst naar een steenschop zijn bijeengeplaatst in het lemma Steenschop. [N 95, 752; N 95, 751; monogr.] || vuurtang [N 05A (1964)] II-5, III-2-1
kolenslik slamkolen: šlamkōlǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Eisden]) Nat kolenstof of kolengruis, gebruikt als brandstof. [N 95, 466; monogr.; Vwo 689; Vwo 709; Vwo 715] II-5
kolenstof kolenstub: kōlǝštøp (Eisden  [(Eisden)]   [Laura, Julia]) Grof of fijn stof afkomstig van de kolen. Het komt vrij bij het schieten, boren, het losmaken van kolen en andere werkzaamheden in het ondergrondse gedeelte van de mijn. Omdat het kolenstof overbelasting van de longen kan veroorzaken, wordt het nadelig geacht voor de gezondheid. Het moet daarom zoveel mogelijk bestreden worden. Bij een bepaald percentage vluchtige bestanddelen in het kolenstof is het zeer explosief. [N 95, 769; monogr.] II-5
kolenverkoop aan particulieren kolenpark: kolenpark (Eisden  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De plaats waar men kolen kon kopen, wanneer men ze per kar zelf op de mijn ging halen. Het woordtype "kleinverkoop" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn gebruikt voor de plaats waar de mijnwerkers hun deputaatkolen konden gaan ophalen. Het "scheplok" was in feite de kuil waarin deze kolen gestort werden en bij uitbreiding ook de benaming voor de kolenverkoop zelf. [monogr.; div.; N 95, 32] II-5
kolenvoorraad stock: stǫk (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]) Voorraad kolen die een mijn opslaat wanneer de produktie hoger is dan de verkoop. [N 95, 33; Vwo 749] II-5
kolonel kolonel: accent op kol  é nə kollənel (Eisden) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom kom: kom (Eisden, ... ), komp: kōəmp (Eisden, ... ) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-2-1
komen komen: kumə (Eisden) komen [RND] III-1-2
komkommer komkommer: koëmkoëmmer (Eisden) [ZND 41 (1943)] I-7
konijn konijn: kənī.n (Eisden, ... ), (mv.)uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen  knien (Eisden), ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130  knien (Eisden), pl.  kənin (Eisden) konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1