e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korenmijt zetten mijten: mi.tǝ (Eisden) Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kornoelje (alg.) konkernol: koo-unkernol (Eisden) kornoelje [ZND 01 (1922)] III-4-3
korporaal korporaal: kəproal (Eisden) korporaal [ZND 36 (1941)] III-3-1
korset korset (<fr.): koͅrseͅt (Eisden), kərset (Eisden) korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)] III-1-3
korst korst: verzamelfiche, ook materiaal van ZND 01 (a-m vraag 23 a en b zijn samengevoegd.  koos (Eisden) eerste (verse) en laatste (oudbakken) korst van het brood [ZND 02 (1923)] III-2-3
kort schortlint binder: beͅnjər (Eisden) linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)] III-1-3
kort stikken kortstikken: kortstekǝ (Eisden) Smal ten opzichte van de kant stikken. [N 59, 56] II-7
kort van bouw kort: kort (Eisden) Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: kort van bouw of geraamte? [N 93 (1983)] III-3-2
korte broek kinderbroek: keinjerbrook (Eisden), korte broek: korte brook (Eisden), n’ korte brook (Eisden) een korte broek [N 59 (1973)] || korte broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] III-1-3
korte laars get: -&gt; e paar gaitte.  gait (Eisden), stevelbot: štivəlboͅtə (Eisden) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3