e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lepel lepel: lepəl (Eisden) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
lepelavegaar sponboor: spunbōr (Eisden) De van een T-vormig handvat voorziene boor met een holrond, taps uitlopend boorijzer die dient om het met behulp van de handboor voorgeboorde bomgat en tapgat groter te maken. Zie ook afb. 227. [N E, 48c] II-12
leren beenkap gamasche: kəmašə (Eisden) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren muts die onder de kin wordt gesloten leren koets: lärə kuts (Eisden), vliegersmuts: vlegərsmöts (Eisden) muts, op bivakmuts gelijkende lederen ~ die onder de kin met een knoop wordt gesloten [N 25 (1964)] III-1-3
leren naaien leren naaien: liǝrǝ niǝjǝ (Eisden) Het vak van naaister leren. [N 62, 1f] II-7
leugen / gelogen gelogen (volt.deelw.): dat is gəlogə (Eisden) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leunstoel kraamstoel: kramstōl (Eisden, ... ) een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)] III-2-1
leurder leurder: leurder (Eisden), lørdər (Eisden) een venter (die van deur tot deur waren verkoopt) [ZND 28 (1938)] III-3-1
leven leven: znd 34, 82a;  levə (Eisden) leven; op het einde van zijn leven [ZND 34 (1940)] III-2-2
leven (zn) leven: levə (Eisden, ... ) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2