e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijke duif duiver: doever (Eisden), hoorn: horen (Eisden), hôôrn (Eisden), oarn (Eisden), ō.rə (Eisden) Doffer. [Goossens 1b (1960)] || Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Een doffer (mannelijke duif). [ZND 01u (1924)] || Hoe heet de mannelijke duif? [N 93 (1983)] III-3-2
mannelijke eend wenderik: weenderik (Eisden), wē.ndǝrek (Eisden), wēndǝrek (Eisden) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend [ZND 01 (1922)] I-12, III-4-1
mannelijke geit bok: bok (Eisden), bǫk (Eisden), geitenbok: gęi̯.tǝbok (Eisden) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu rekel: r‧ēͅkəl (Eisden) reu [Goossens 1b (1960)] III-2-1
mannelijke kat, kater kater: kater (Eisden), kā.tər (Eisden) kater [Goossens 1b (1960)] || mannelijke kat [ZND 27 (1938)] III-2-1
mannenkant mansluikant: de mansluj-kant (Eisden), de manslujkant (Eisden) De linkerhelft van de kerk, het gedeelte links van het middenpad, dat bestemd was voor de mannen [evangeliekant, mannenkant, mansluikant, kerelskant?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mannenkleren manskleren: manskleͅijər (Eisden) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd lijfje: lifkə (Eisden), manshemd: manshømə (Eisden) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelpak: mantəlpak (Eisden) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
maretak maretak: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u 155 en van ZND15, 011  marentak (Eisden) maretak [ZND 01 (1922)] III-4-3