e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middellangeafstandsvlucht halve fond: hàuve fôônd (Eisden) middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
middelste kegel koning: de keuning (Eisden) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelste rongblok middelste schamelsblok: medǝlstǝ šǫmǝls˱blǫk (Eisden) Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b] I-13
middendeel van het paard romp: ro.mp (Eisden) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden navenbanden: nāvǝban (Eisden), navenringen: (enk)  nāvǝrēŋk (Eisden) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middengang: de middegank (Eisden, ... ) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenschip hoofdbeuk: de hoofdbeuk (Eisden, ... ), kerkschip: t kerksjeep (Eisden), t kèrksjeep (Eisden) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
mier amezeiker: ōməzɛi̯kər (Eisden) mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenei amezeikenei: ōməzɛi̯kəneͅi̯ (Eisden) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop amezeikersnest: ōməzɛi̯kərsneͅst (Eisden) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2