e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plafond plafond: plafǫŋ (Eisden) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9
plak armbezetsel: ęrmbǝzętsǝl (Eisden) Een opvulsel achter de arm ofwel bestaand uit een stukje stoom (gaas dat sterk gepapt is, in katoen of rayon) waarop een half vel watten wordt genaaid of uit een stukje stof. De plak moet het beloop volgen van het armsgat en wordt op de rug langs het armsgat gelegd en onder de arm aan de vulling vastgemaakt (Papenhuyzen, pag. 81). De plak dient voor een mooie valling voor de arm. [N 59, 115] II-7
plank plank: plaŋk (Eisden) In het algemeen een stuk hout waarvan de breedte groter is dan de dikte en de lengte groter dan de breedte. Bij de timmerman heeft het woord plank daarnaast ook nog een meer specifieke betekenis. Het is doorgaans een geschaafd en van messing en groef voorzien stuk hout, dat vaak nog een bepaalde afmeting heeft, namelijk in de breedte tussen 10 en 17.5 cm (4 en 7 duim) en in de dikte tussen 2 en 2.5 cm (0.75 en 1 duim) (Van de Watering, pag. 13). Zoɛn zijdelingse groef in vloerplanken werd in Meeswijk (L 424) en Valkenburg (Q 101) een klik (klek) genoemd. Een ɛdeelɛ is een in de lengte uit een boomstam gezaagd, plat stuk hout, dat nog niet geschaafd is.' [N 50, 73k; N 50, 74b; L 33, 22; L 40, 56; monogr.] II-12
plank van duivenslag slag: de slaag (Eisden) Hoe heet het platform, de plank zelf? [N 93 (1983)] III-3-2
plankmis poedel: ai guujt poedel (Eisden) In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)] III-3-2
plas of meertje midden in de hei moertjes: mujǝrkǝs (Eisden), ven: ven (Eisden) N 27, 23a vroeg naar ''plas of meertje midden in de hei''; I, 19 vroeg naar ''plassen, gevormd na afgraving van de turf''; 11, 10 vroeg naar ''watergat, veenkuil'' en II, 11 naar een ''plas, vooral een halfdichtgegroeide veenplas''. Al deze vragen zijn in dit lemma versmolten. [N 27, 23a; I, 19; II, 10; II, 11] II-4
platen blader: blāi̯ǝr (Eisden) De zijvlakken van het kruis. [N 3A, 111b] I-11
platstuk platstuk: platstøq (Eisden), platstø̜k (Eisden) Beide schouderstukken van een kiel, hemd of colbert die achter aan elkaar genaaid zijn; een schouderpas dus, bestaande uit twee stukken. [N 59, 91; N 62, 33; N 59, 87] II-7
platte kruiwagen langkruikar: laŋkrukar (Eisden) De platte kruiwagen is een kruiwagen waarvan de bodem uit planken bestaat, die langs de berries op scheien genageld zijn. Op de berries, schuin boven het wiel, bevindt zich het hoofdbord. De bovenrand van het hoofdbord wordt met de bodem verbonden door vier scheien, waartegen eveneens planken genageld zijn. Het hoofdbord zelf wordt door twee schuinstaande stokjes gestut. Opzij kunnen twee zijwanden op de bodem aangebracht worden, zodat de kruiwagen een bak heeft. Zie ook Theuwissen (1969), pag. 69-71. Deze kruiwagen komt vooral voor in het Maasland. In het noorden van Belgisch Limburg, waar de scheienkruiwagen in gebuik is, vindt men geen platte kruiwagens. [N 18, 97b; N 18, add; N G, 51 + 52b; JG 1b; L 1a-m; L 1u, 139; L 16, 19a-b; A 42, 13c-d; monogr.] I-13
plechtige communie plechtige communie (<lat.): plechtige kemunie (Eisden) De Plechtige H.Communie + hernieuwing van de doopbeloften. [N 96D (1989)] III-3-3