e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pompier pompier: pompēr (Eisden) Persoon die kleding verandert of de kleermakersknecht die in de pomp werkt, dat wil zeggen de kleermaker die in een confectiemagazijn het confectiewerk passend maakt. [N 59, 195c] II-7
pompmachinist pompenman: pompǝman (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]) De arbeider die de pompen bedient. [N 95, 136; monogr.] II-5
pompon van een muts floche (fr.): floͅš (Eisden), fluš (Eisden) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] III-1-3
ponjaard ponjaard (<fr.): pongaar (Eisden) Ponjaard. [ZND 05 (1924)] III-3-1
pook stoofijzer: stōͅf˂īzər (Eisden) pook (gebogen ijzer om het vuur aan te porren, Fr. tisonnier) [ZND 05 (1924)] III-2-1
poort poort: pōǝ.rt (Eisden), pǭ.rt (Eisden), pǭrt (Eisden) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poortwachtershuis corps de garde: corps de garde (Eisden  [(Eisden)]   [Zolder]) [N 95, 40] II-5
poot poot: puǝt (Eisden  [(mv pyǝt)]  ) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-9
pootgoed, pootaardappelen plantgoed: pla.nt˲gōt (Eisden), zaadgoed: zǭt˲gōt (Eisden) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjesblaas pootjeszak: pø̄tjǝszak (Eisden) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11