e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schachtwiel kabelschijf: kābǝlšīf (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]) De twee of vier grote kabelschijven die in de schachtbok zijn gemonteerd. Via deze schijven loopt de kabel die de verbinding vormt tussen de kooien en de ophaalmachine. Twee kabelschijven draaien steeds paarsgewijs maar in de omgekeerde richting, omdat de ene kooi daalt terwijl de andere stijgt. Het woordtype "molette" is volgens de invuller uit K 361 verouderd. [N 95, 75; N 95, 80; monogr.; Vwo 523] II-5
schaduw, lommer lommer: lŏĕmmər (Eisden), looflommer: w`r zittə in de loaf-lumər (Eisden) schaduw (lommer) [RND] || Schaduw. Wij zitten in het lommer,... in de schaduw. [ZND 37 (1941)] III-4-4
schaft malètetijd: malɛttīt (Eisden  [(Eisden)]   [Eisden]) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaften malète maken: malɛt mākǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5
schaftlokaal eetzaal: eetzaal (Eisden  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), refter: rɛftǝr (Eisden  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
schafttijd koffie: no. də kofi (Eisden) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: sjan (Eisden), t⁄is ⁄n schan (Eisden) Schande [scha.nd]. [N 96D (1989)] || t Is een schande. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schapenboer schaapsboer: šǭbzbū.r (Eisden) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12
schapestal, schaapskooi schaapsstal: šǭps[stal] (Eisden) De stal, doorgaans een apart gebouw, waarin de schapen overnachten. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [L 38, 29; A 10, 9f; N 5, 105f; monogr.] I-6
schede van de koe lijf: lī.f (Eisden) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11