28729 |
dameskleermaker |
dameskledermaker:
dāmǝsklęjǝrmē̜kǝr (Q007p Eisden)
|
Persoon die alleen werk voor vrouwen maakt. [N 59, 195d]
II-7
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
mantəl (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden,
Q007p Eisden,
Q007p Eisden)
|
damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22645 |
dammen |
dammen:
Karte 92.
dammen (Q007p Eisden)
|
Dame spielen.
III-3-2
|
22042 |
darmsalmonellose |
het mager:
het mager (Q007p Eisden),
paratyfus:
paratiefus (Q007p Eisden)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: Darmsalmonellose: groenachtige diarree, koorts, dorst en felle vermagering. Vaak grote sterfte. [N 93 (1983)] || Kent U hiervoor een oudere volkse benaming? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22051 |
darmwormen |
wormen:
wôêrm (Q007p Eisden)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: inwendige parasieten of darmwormen in het algemeen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18250 |
das, sjaal |
sjaal:
šal (Q007p Eisden)
|
das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18592 |
dasspeld |
kravatspang (<fr.):
krəvatspaŋ (Q007p Eisden)
|
dasspeld [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22128 |
de aankomst van de duif telefonisch melden |
doorgeven:
dôôrgieèven (Q007p Eisden)
|
het telefonisch melden van de aankomst van de duif [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23992 |
de absolutie geven |
absolutie (<fr.) geven:
absolutie geve (Q007p Eisden)
|
De absolutie geven [absolvere]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32570 |
de akker bewerken |
labeuren:
labø̜̄rǝ (Q007p Eisden)
|
Al het werk op de akker samen (bemesten, ploegen, eggen, rollen enz.) kan als één geheel gezien worden. Het werk op de akker staat dan in tegenstelling tot het werk op de boerderij. Het woord labeuren blijkt de volgende betekenisnuances te hebben: a. al het werk op de akker tot deze gereed is om bezaaid of beplant te worden, b. al het werk op de akker, het zaaien of planten inbegrepen, c. al het werk op de akker in het algemeen, soms met inbegrip van het oogsten. Vaak heeft het de bijbetekenis van zwaar werk verrichten. Opgaven van labeuren de zin van "het boerenbedrijf uitoefenen" of met "zwaar werk doen" als hoofdbetekenis zijn hier niet opgenomen. [N 5A, 95a add.; N 11A, 132 add.; N 11A, 143; JG 1a + 1b; L 37, 11c; monogr.]
I-1
|