e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

Gevonden: 3771
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopkaars doopkaars: doupkèèrs (Eisden) De doopkaars. [N 96D (1989)] III-3-3
doopkapel doopkapel: de doupkêpel (Eisden), doupkapel (Eisden) De kapel achter in de kerk, waarin de doopvont zich bevindt en waar de doop voltrokken wordt [doopkapel?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopmutsje doopmutsje: døͅypmötskə (Eisden), døͅypmətskə (Eisden) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopsel doop: duip (Eisden), doopsel: duipsel (Eisden) Het doopsel [der doof]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopsprei doopsprei: doupsprei (Eisden) de doopsprei [N 96D (1989)] III-2-2
doopvont doopvont: do.əpfű.nt (Eisden), doupfont (Eisden), doupvônt (Eisden), t doup vônt (Eisden) doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01u (1924)] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater wijwater: wiewater (Eisden, ... ) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doordeweekse kleren alledaagse kleren: alə daxsə kleͅijər (Eisden) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doorgestikte naad versiering: vęrsēreŋ (Eisden) Doorgestikte naden als decoratie. Naden worden doorgestikt aan de goede kant van de stof. Doorstikken is een uitstekende techniek voor het accentueren van een bepaald detail, het plathouden van de naadtoeslagen en het decoreren van effen stof (Het Beste Naaiboek, pag. 152). [N 59, 58] II-7
doorgroeide, aangebrande kool aangebrande kool: aangebrande kool (Eisden  [(Eisden)]   [Zolder]) Kool die slecht loslaat van dak of vloer. "Op de overgang van de koollaag en het gesteente in het dak en op de vloer zijn meestal spiegelgladde vlakken aanwezig. Door deze glijvlakken wordt het loslaten van de kool van dak en vloer vergemakkelijkt. Indien de glijvlakken ontbreken spreken we van "aangebrande kool" (MBK III pag. 23). [N 95, 528; monogr.] II-5