e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q007p plaats=Eisden

Overzicht

Gevonden: 3771
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebouw gebouw: gəbō.u̯ (Eisden, ... ) een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)] III-2-1
gebreide kous strikhoos: strekhosə (Eisden) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gebreide wollen muts gestrikte muts: gəstrekdə möts (Eisden) bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)] III-1-3
gebruik gewente: ai zoals in baie  gewainde (Eisden) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] III-3-2
gedienstig gedienstig: ai van aire  ai is gədeenstig (Eisden) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedoopt worden gedoopt worden: geduip wère (Eisden) Gedoopt worden. [N 96D (1989)] III-3-3
gedraaid hout kromdraads hout: krump˱drǭts [hout] (Eisden) Hout waarvan de draad spiraal- of schroefvormig links of rechts van de as loopt. Gedraaid hout is moeilijk te klieven en levert duigen op die scheef zijn. [N E, 2] II-12
geduld geduld: əp toch het gədəlt (Eisden) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedwee gewillig: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  é gəwillig keintj (Eisden), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  gewillig (Eisden) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelzucht geel verf: de gêle verf (Eisden) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2