e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kippenuitgang hennengat: henǝgāt (Eisden) De opening in de muur of in de deur van het kippenhok waardoor de kippen naar buiten en naar binnen kunnen gaan. In de gecombineerde woord- en klankkaart worden niet alleen de drie hoofdtermen, kot, gat en lok, in kaart gebracht, maar ook is ook aangegeven waar de klinkers van deze drie termen zich verlengen tot resp. koot, gaat en look. [N 5A, 63e; A 48, 17d] I-6
kippenveer pluim: plum (Eisden), pluimpje: plymkǝ (Eisden) [L 5, 49; Vld.; monogr.] I-12
kipper culbuteur: culbuteur (Eisden  [(Eisden)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Apparaat dat mijnwagens omkeert om ze te ledigen. Het onderstel van de wagens wordt daarbij vastgezet in de ijzeren grijparmen van het toestel. Volgens een invuller uit Q 121 stond de "kiepstoel" altijd boven een bunker. [N 95, 692; N 95, 694; monogr.; Vwo 97; Vwo 262; Vwo 418; Vwo 421; Vwo 422; Vwo 866] II-5
kiskassen litsen: litsje (Eisden) Hoe heet: met een plat steentje over het water werpen zodat het weer opspringt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
klank van een klok klank: de klank van de ... (Eisden), de klank van.. (Eisden), stem: de stöm van... (Eisden) De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)] III-3-3
klaproos kolbloem: kolbloem (Eisden), kǫlblum (Eisden), -  kolbloem (Eisden), korenbloem: korebloem (Eisden), kōrǝblum (Eisden), -  korenbloem (Eisden) klaproos [ZND 01 (1922)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.] I-5, III-4-3
klauteren klefferen: kleffere (Eisden), klɛfffərə (Eisden) Op een boom klauteren [ZND 27 (1938)] III-1-2
klaver, algemeen klee: kliǝ (Eisden), kliɛ (Eisden) De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.] I-5
kledij, kleren kledage: klijjaasj (Eisden), kleedsel: kleͅitsəl (Eisden), t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]: kleͅijər (Eisden) Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)] III-1-3
kleedlokaal bain-douche: bęnduš (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), kasten: kastǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]) De ruimte waar men zich kon verkleden en ook kon wassen blijkens woordtypen als "waskouw", "badlokaal" en "bad". Volgens de informant van Q 111 sprak men vroeger van "waskouw" en later van "badlokaal". [N 95, 7; monogr.] II-5