19634 |
kolenschop |
5-ribbenschup:
[5]-rebǝsxøp (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Domaniale]),
kolenschup:
kolenschup (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Eisden]),
troffel:
troͅfəl (Q007p Eisden)
|
Schop, bestaande uit een korte steel met kruk en een betrekkelijk groot blad. Met dit type schop worden de losgemaakte kolen op de transportband of de schudgoot geschept. Door de onduidelijke vraagstelling van vraag N 95, 751 ("Hoe noemt u een platte schop?") en vraag N 95, 752 ("Hoe noemt u een panneschop?") is een aantal opgaven uit dit lemma mogelijkerwijs ook van toepassing op de steenschop. De composita waarvan het eerste lid verwijst naar een steenschop zijn bijeengeplaatst in het lemma Steenschop. [N 95, 752; N 95, 751; monogr.] || vuurtang [N 05A (1964)]
II-5, III-2-1
|
19467 |
kolenslik |
slamkolen:
šlamkōlǝ (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Nat kolenstof of kolengruis, gebruikt als brandstof. [N 95, 466; monogr.; Vwo 689; Vwo 709; Vwo 715]
II-5
|
28204 |
kolenstof |
kolenstub:
kōlǝštøp (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Laura, Julia])
|
Grof of fijn stof afkomstig van de kolen. Het komt vrij bij het schieten, boren, het losmaken van kolen en andere werkzaamheden in het ondergrondse gedeelte van de mijn. Omdat het kolenstof overbelasting van de longen kan veroorzaken, wordt het nadelig geacht voor de gezondheid. Het moet daarom zoveel mogelijk bestreden worden. Bij een bepaald percentage vluchtige bestanddelen in het kolenstof is het zeer explosief. [N 95, 769; monogr.]
II-5
|
27716 |
kolenverkoop aan particulieren |
kolenpark:
kolenpark (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De plaats waar men kolen kon kopen, wanneer men ze per kar zelf op de mijn ging halen. Het woordtype "kleinverkoop" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn gebruikt voor de plaats waar de mijnwerkers hun deputaatkolen konden gaan ophalen. Het "scheplok" was in feite de kuil waarin deze kolen gestort werden en bij uitbreiding ook de benaming voor de kolenverkoop zelf. [monogr.; div.; N 95, 32]
II-5
|
27714 |
kolenvoorraad |
stock:
stǫk (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Voorraad kolen die een mijn opslaat wanneer de produktie hoger is dan de verkoop. [N 95, 33; Vwo 749]
II-5
|
21567 |
kolonel |
kolonel:
accent op kol
é nə kollənel (Q007p Eisden)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19615 |
kom |
kom:
kom (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
komp:
kōəmp (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
kumə (Q007p Eisden)
|
komen [RND]
III-1-2
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
koëmkoëmmer (Q007p Eisden)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
20005 |
konijn |
konijn:
kənī.n (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
(mv.)uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen
knien (Q007p Eisden),
ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130
knien (Q007p Eisden),
pl.
kənin (Q007p Eisden)
|
konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|