28098 |
koolploegmotor |
moteur:
motø̄r (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Eisden])
|
De motor van de schaafploeg. De opgave "to-ramul" uit Q 35 verwijst naar een speciale manier van aandrijving van de schaafploeg. Daarbij brengt een elektromotor via een vloeistofkoppeling en tandwielkast de ramulkast in beweging, die op haar beurt, na bekrachtiging door lucht, voor de schaafkettingaandrijving zorgt. Met deze uitvoering kan de schaafsnelheid onafhankelijk van de transporteur worden geregeld (MBK III pag. 33). [N 95, 605a]
II-5
|
33233 |
koolraap (ondergronds) |
koolraab:
(mv)
kūlrābǝ (Q007p Eisden)
|
Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b]
I-5
|
33270 |
koolzaadolie |
smout:
smau̯.t (Q007p Eisden),
šmau.t (Q007p Eisden)
|
De olie die uit koolzaad wordt geslagen. Al sinds lang gebeurt dit olieslaan uit kool-, raap- en lijnzaad niet meer op de boerderij, maar industrieel. In Limburg is smout de gebruikelijke term voor koolzaadolie; de idiotica en het WNT zijn wat ruimer: ook voor lijnzaadolie en zelfs voor plantaardige olie in het algemeen vindt men er de benaming ɛsmoutɛ, maar in het Truierlands heeft smout ook een zeer algemene betekenis, ook smeerolie wordt eronder verstaan. Bij raapsmout wordt, in Q 9 maar ook elders, uitdrukkelijk opgegeven: "ook koolzaadolie". [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
28064 |
koolzaag |
zeeg:
zēx (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Julia])
|
Een lichte kerfmachine waarmee uit de hand wordt gewerkt. Volgens een invuller uit Q 121 werd de koolzaag met perslucht aangedreven. [N 95, 530; monogr.]
II-5
|
23216 |
koor |
koor:
də ku.r vən də kaerk (Q007p Eisden),
cf. Franse mais
de koer van de kairk (Q007p Eisden)
|
Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
23435 |
koorbank |
koorbank:
de koeërbank (Q007p Eisden),
koeërbank (Q007p Eisden)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18531 |
koordje i.p.v. knoopsgat |
touwtje:
touwtje
tui-jke (Q007p Eisden)
|
een koordje i.p.v. een knoopsgat [N 59 (1973)]
III-1-3
|
23434 |
koorgestoelte |
koorstoelen:
de koeërsteul (Q007p Eisden),
koeërsteul (Q007p Eisden)
|
Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstal:
de koeërstal (Q007p Eisden),
koeërstal (Q007p Eisden)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
ko.ərz (Q007p Eisden),
kors (Q007p Eisden),
korsen (Q007p Eisden)
|
hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [RND]
III-1-2
|