e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kop kop: kǫp (Eisden) [JG 1a, 1b] I-9
kop van de pijler kop: kǫp (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]) Het einde van de pijler, in het algemeen tevens het hoogste punt van de pijler. De woorden en woorddelen (pijler) en (streb) zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma Pijler. [N 95, 280] II-5
kop van de schoof kop: kǫp (Eisden) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kop van een duig druivenkroon: drūvǝkrȳn (Eisden) Elk van de twee uiteinden van een duig. [N E, 32a] II-12
kopband kopreep: kopręjp (Eisden) De band die om de beide uiteinden van het vat wordt aangebracht. De in dit lemma opgenomen benamingen duiden zowel de voorlopige als de definitieve banden op die plaats aan. Zie ook het lemma ɛsluitbandenɛ. Als sluitband heeft de kopband vaak de functie van opzetband. Zie ook dat lemma.' [N E, 22a; N E, 23; N E, 42] II-12
kopdorser kopdorser: kǫp˱dē.sǝr (Eisden) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
koperslager koperslager: kōpǝrslē̜gǝr (Eisden) Ambachtsman die koperen voorwerpen vervaardigt voor huishoudelijk gebruik. Zie ook de paragraaf over de koperslager. Het woord ɛpompenmakerɛ werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt voor een loodgieter. Vgl. het lemma "loodgieter".' [N 66, 54a; L 34, 17a-b; Wi 2 add.; monogr.] II-11
kophout kophout: kophout (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]) Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.] II-5
kopieerwieltje patroonraadje: patruǝnrē̜tjǝ (Eisden) Een scherp getand wieltje aan een handvat om patronen uit te raderen. Zie afb. 5. [N 59, 4] II-7
kopje bak: bak (Eisden), bakje: kleine tas  bekskə (Eisden), kom: grote tas  kom (Eisden), tas: tas (Eisden) kopje, tas [ZND 28 (1938)] III-2-1