23428 |
maria-altaar |
lieve-vrouwealtaar:
leeve vrouwe altaar (Q007p Eisden),
leeve vrouwen altaar (Q007p Eisden)
|
Het (zij)altaar dat toegewijd is aan O.L. Vrouw en waarop of waarboven haar beeltenis prijkt [Maria-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23396 |
mariabeeld |
lieve-vrouwebeeld:
leevevrouwe beeld (Q007p Eisden),
leevevrouwebeeld (Q007p Eisden),
mariabeeld:
mariabeeld (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23402 |
marianum |
marianum:
marianium (Q007p Eisden)
|
Een groot, soms tweezijdig Mariabeeld, staande op wolken of op de maansikkel, dat van boven uit het gewelf af neerhangt, Marianum. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21271 |
markt |
markt:
en et midde van de mert (Q007p Eisden),
in t midde van de mert (Q007p Eisden),
maert (Q007p Eisden)
|
In het midden van de markt. [ZND 38 (1942)] || markt [RND]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marber:
marber (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
marmer:
marmere beeld (Q007p Eisden),
marm\\r
marmər (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
marmer [ZND 01 (1922)], [ZND 38 (1942)] || marmeren beeld [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
marmere beeld (Q007p Eisden)
|
Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
24350 |
marter |
fluwijn:
steenmarter ondergebracht bij marter, alg.
flywin (Q007p Eisden)
|
steenmarter [ZND 07 (1924)]
III-4-2
|
32983 |
masteluin |
bontgoed:
bont˱gōt (Q007p Eisden)
|
Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26]
I-4
|
28298 |
materiaalwagen |
materiaalwagen:
materiaalwagen (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Mijnwagen waarmee gereedschap vervoerd kan worden. Een invuller uit Q 121 merkt over de "getuigwagen" op dat dit een mijnwagen met afsluitbaar deksel was, waarin gereedschap naar de ondergrondse magazijnen werd gestuurd. [N 95, 716; N 95, 677; monogr.]
II-5
|
33044 |
mathaak |
zichtehaak:
zextǝnǭk (Q007p Eisden)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|