e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestgang mestgang: [mest]˲gaŋk (Eisden), zijgang: zei̯gaŋk (Eisden) De gang achter de koeien waarlangs de mest uit de mestgoot naar buiten wordt gevoerd en vanwaaruit nieuw strooisel onder de koeien wordt gebracht. Een dubbele stal waarin de beesten met de kop naar elkaar toe staan, kent twee mestgangen. Een dubbele stal waarin de koeien met hun staart naar elkaar toe staan, heeft maar één, voor beide koeienstanden gemeenschappelijke mestgang, die daarom meestal wat breder is. Als een opgave in een plaats van toepassing is zowel op mestgang in het algemeen als op gemeenschappelijke mestgang, is dat niet afzonderlijk vermeld. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (mest) het lemma "mest", "stalmest" in aflevering I.1, pag. 3. Zie ook afbeelding 10.A.c bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 40c en 47c; A 10, 14; monogr.; add. uit N 5A, 46b, 47d en 48c] I-6
mestgoot goot: gøt (Eisden), grub: grø̜p (Eisden) De goot die achter de koeien loopt waar de mest en de gier in terecht komen en afvloeien. De mest wordt naar buiten gekruid, de gier stroomt naar de gierput. Enkele opgaven verwijzen naar een anderssoortige stal (potstal) waar de gier in een kuil achter de koeien verzameld wordt. Vergelijk de lemmata "mesthoop" en "gierkuil in de potstal" (2.1.30 en 31). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (mest) het lemma "mest", "stalmest" in aflevering I.1, pag. 3 en voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zeik) het lemma "gier, mestwater, beer" in aflevering I.1, pag. 20. In de kaart zijn de tweede elementen van de samenstellingen bijeengezet; deze zijn aangevuld met dezelfde elementen van het lemma "giergoot" (2.2.29). Zie ook afbeelding 10.A.d bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42a; N 4, 74; A 10, 14; monogr.] I-6
mesthaak mesthaak: męst(h)ǭk (Eisden) De mesthaak is een riek waarvan de tanden loodrecht op de steel staan. De mesthaak wordt gebruikt om een hoeveelheid mest voort te trekken, met name bij het afladen van de mest van de kar in hoopjes op het land. Maar men gebruikt hem verder ook om mest uit de stallen te trekken (vooral bij de oude potstal), om mest op de mesthoop te verplaatsen, om mest van de mesthoop los te trekken (voor het laden), om mesthoopjes op het land uiteen te trekken en soms om de (tuin)grond fijn te maken. De mesthaak kan 2 √† 3 (vroeger veelal) of 4 √† 5 tanden hebben. De gesmede mesthaak werd vroeger door de plaatselijke smid vervaardigd, en was later ook in de handel verkrijgbaar. Vaak echter maakte men van een oude riek een mesthaak, door de tanden of de "hals" van die riek in het vuur om te zetten. In de betrokken termen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. [J G 1b + 1b; N 5A, 50c; N 11, 28; N 11A, 17a; N 18, 55 t /m 63; A 28, 5a + b; Lu 6, 5a + b; Av 1, III 5d; monogr.] I-1
mesthoop in de potstal mestgat: [mest]˲gā.t (Eisden), mestput: [mest]pø̜t (Eisden) In het winterseizoen werd de mest die zich onder de koeien had opgehoogd, niet uit de stal verwijderd, maar achter de koeien zolang op een hoop gezet. Bij het leegmaken van de potstal in het voorjaar werd deze hoop naar het veld gereden. Zie ook de paragraaf "Verzorging van het vee" in de aflevering over het rund. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (mest) het lemma "mest, stalmest" in aflevering I.1, pag. 3. [N 5A, 49d] I-6
mestkalf mastkalf: mas[kalf] (Eisden), stalmastkalf: stalmas[kalf] (Eisden) Kalf dat gehouden wordt voor de slacht. Woordtypen als kistkalf, hokkalf, plankkalf duiden op een kalf dat vet gemest wordt in een kist of box. Zie voor de fonetische documentatie van (kalf)en (kalfje) het lemma ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 75b; N 3A, 76; N C, 8; S 14; monogr.] I-11
mestplank onder de zitstokken mestplank: męsplaŋk (Eisden) De plank onder de zitplaats van de kippen die dient om de mest op te vangen. In L 245, P 51,174, 222, Q 9, 77, 88, 93 en 118 kende men een dergelijke voorziening niet; daar vielen de uitwerpselen gewoon op de vloer. [N 5A, 63b; A 48, 16g] I-6
mestspade, mestmes schup: šø̜p (Eisden) Het voorwerp waarmee men het in het vorige lemma bedoelde werk verrichtte. Dit gereedschap werd ook wel gebruikt voor het afsteken van ingekuild veevoeder of geperst hooi. Van de onderstaande termen zijn er vele niet specifiek voor de meststeker: zij noemen een bepaald soort gerei dat ook voor ander werk te gebruiken is. Voor de varianten van mest zij verwezen naar het lemma (stal)mest. [N 18, 15 + 21d; N 5A, 50b; N 11A, 12; monogr.] I-1
mestvaalt mestem: meͅstøm (Eisden), mesthoop: meͅshoͅu.p (Eisden) [Goossens 1b (1960)] I-7
mestvarken mastvarken: masfɛ.rǝkǝ (Eisden) Een varken dat gehouden worden om vet te mesten. [JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49e; N C, add.; N 19, Q 111 add.; N 19, Q 204a add.; monogr.] I-12
met de duiven naar de inkorfplaats gaan zetten: doeve gôôn zètten (Eisden) Hoe zegt men: met de duiven naar de inkorfplaats gaan om aan wedstrijden deel te nemen? [N 93 (1983)] III-3-2