21979 |
middellangeafstandsvlucht |
halve fond:
hàuve fôônd (Q007p Eisden)
|
middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22478 |
middelste kegel |
koning:
de keuning (Q007p Eisden)
|
Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
34598 |
middelste rongblok |
middelste schamelsblok:
medǝlstǝ šǫmǝls˱blǫk (Q007p Eisden)
|
Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b]
I-13
|
33785 |
middendeel van het paard |
romp:
ro.mp (Q007p Eisden)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
31586 |
middennaafbanden |
navenbanden:
nāvǝban (Q007p Eisden),
navenringen:
(enk)
nāvǝrēŋk (Q007p Eisden)
|
De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.]
II-11
|
23358 |
middenpad |
middengang:
de middegank (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23353 |
middenschip |
hoofdbeuk:
de hoofdbeuk (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
kerkschip:
t kerksjeep (Q007p Eisden),
t kèrksjeep (Q007p Eisden)
|
De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24352 |
mier |
amezeiker:
ōməzɛi̯kər (Q007p Eisden)
|
mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24423 |
mierenei |
amezeikenei:
ōməzɛi̯kəneͅi̯ (Q007p Eisden)
|
mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24424 |
mierenhoop |
amezeikersnest:
ōməzɛi̯kərsneͅst (Q007p Eisden)
|
mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)]
III-4-2
|