18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
sjaal:
schal (Q007p Eisden)
|
Doek, die om de schouders wordt geslagen (fr. châle). [ZND 05 (1924)] || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
foulard (fr.):
fylar (Q007p Eisden)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
sjerp:
šeͅrp (Q007p Eisden)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34211 |
omweiden |
voortzetten:
vōrtzētǝ (Q007p Eisden)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25685 |
omzetten |
omscheppen:
omšōpǝ (Q007p Eisden)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
kloar (Q007p Eisden)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
28955 |
onderarmsuçon |
zijsuçon:
zejsǝson (Q007p Eisden)
|
Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b]
II-7
|
34608 |
onderbak |
onderkist:
oŋǝrkes (Q007p Eisden)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
33450 |
onderdeur |
onderdeur:
oŋǝrdø̄r (Q007p Eisden),
onderzwaai:
oŋǝrzwɛi̯ (Q007p Eisden)
|
Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.]
I-6
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
o͂ngərgōt (Q007p Eisden),
oͅŋərgot (Q007p Eisden)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|