20410 |
petekind |
peetdochter:
peetdochter (Q007p Eisden),
peetzoon:
peetzoon (Q007p Eisden),
petekind:
petekeind (Q007p Eisden)
|
een peetdochter [N 96D (1989)] || een peetzoon [N 96D (1989)] || een petekind [patekink] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
pētərsē.li (Q007p Eisden),
pētərsēli (Q007p Eisden)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
28212 |
petlamp |
koplamp:
koplamp (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Eisden]),
phare:
fār (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Elektrische lamp die door de mijnwerker op de mijnpet of -helm wordt gedragen. De opgave "kophout" uit Q 15 was volgens de invuller op de mijn Maurits een denigrerende naam voor de petlamp. [N 95, 256; monogr.; Vwo 450]
II-5
|
21063 |
peul |
schaal:
sjaal (Q007p Eisden),
meervoud
chaale (Q007p Eisden)
|
groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schaal:
chaal (Q007p Eisden),
sjaal (Q007p Eisden),
šāl (Q007p Eisden)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
polle (Q007p Eisden),
uitdoen:
utdūn (Q007p Eisden),
ū.dō.n (Q007p Eisden)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
sokkererwten:
sokərēͅrtə (Q007p Eisden)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
stropen:
struipen (Q007p Eisden)
|
bonen stropen, afhalen [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
23172 |
piano |
piano:
Karte 244.
pi`jāno} m. (Q007p Eisden)
|
Klavier.
III-3-2
|
27983 |
pijler |
taille/tèye:
taille/tèye (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Koolwinplaats van langgerekte vorm. De pijler wordt in de lengterichting enerzijds door de te delven koollaag, anderzijds door een ontkoolde ruimte begrensd en verschuift dwars op de lengterichting. De pijlerlengte wordt bepaald door de onderlinge afstand van de twee bij de pijler behorende galerijen. De hoogte van de pijler komt in het algemeen overeen met de dikte van de te delven koollaag. Het woordtype "boulevard" wordt gebruikt voor een grote pijler waarin men rechtopstaand de kolen kan losmaken. [N 95, 278; monogr.; Vwo 29; Vwo 171; Vwo 595; Vwo 765; Vwo 769; Vwo 779]
II-5
|