22365 |
pinkelen |
klimmen:
klimme (Q007p Eisden)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
klim:
klim (Q007p Eisden)
|
Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
23287 |
pinksteren |
pinksteren:
peinkstərə (Q007p Eisden),
sinksen:
sinksen (Q007p Eisden)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pelen:
peelən (Q007p Eisden),
pinnen:
pinne (Q007p Eisden)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
20060 |
pioen |
pioen:
-
pioen (Q007p Eisden),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pioen (Q007p Eisden)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
28226 |
pit |
lampepit:
lampǝpet (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
wiek:
wēk (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De lampepit van de veiligheidslamp. [N 95, 249; N 95, 243; monogr.]
II-5
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
keets:
kitž (Q007p Eisden),
kering:
kairing (Q007p Eisden)
|
kern [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
keets:
kitz (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
kering:
kairing (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
kɛəriŋ (Q007p Eisden)
|
[RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)]
I-7
|
20411 |
plaatsvervangende peetoom |
geleende peteren:
geliendə peetərə (Q007p Eisden)
|
peter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware peter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
20412 |
plaatsvervangende peettante |
geleende paat:
gəliendə paat (Q007p Eisden)
|
meter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware meter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|