17691 |
blazen |
ongelijk liggen:
ongǝlīk leqǝ (Q007p Eisden)
|
Oneffen liggen, van kleding gezegd. [N 59, 189]
II-7
|
28056 |
blazer |
blazer:
blōzǝr (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Een uitstroming van gas uit een nauwe spleet van de koollaag of het nevengesteente. Volgens de invuller uit Q 121c kwam het verschijnsel met name voor in gasrijke mijnen zoals de Maurits, de Emma of de Hendrik. In het Kempens Bekken kent men volgens de zegsman uit L 417 geen blazers. Wel komen er ooit plotselinge uitbarstingen voor. [N 95A, 16; monogr.]
II-5
|
17986 |
bleek |
bleek:
hai is soè blijk (Q007p Eisden)
|
hij is zo bleek [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
34110 |
bles |
scheistreep:
šɛi̯strēp (Q007p Eisden)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blieve (Q007p Eisden),
blīvə (Q007p Eisden)
|
blijven [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
⁄t bliksemt (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
27763 |
blinde schacht, tussenschacht |
beurkê:
burkęt (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei]),
børkɛ (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zolder])
|
Een schacht die niet aan de oppervlakte uitmondt. Een dergelijke schacht wordt aangelegd om steenkoollagen te ontsluiten die tussen de verdiepingen zijn gelegen, en soms voor ventilatie- of vervoersdoeleinden. Zo merkt de respondent uit Q 3 voor de mijnen uit Winterslag en Waterschei op dat de "stortkoker" een blinde schacht is waar kolen en steen door afgevoerd worden en de "luchtschouw" een blinde schacht die uitsluitend wordt gebruikt voor de luchtverversing. Het verschil tussen een opbraak of een neerbraak en een tussenschacht was in de Nederlandse mijnen gelegen in het feit dat in een tussenschacht personenvervoer door middel van liftkooien was toegestaan. [N 95, 78; N 95, 181; monogr.; Vwo 134; Vwo 138; Vwo 206; Vwo 804]
II-5
|
34097 |
bloedaders |
uieraderen:
øi̯ǝrǫu̯i̯ǝrǝ (Q007p Eisden)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
34150 |
bloedgang |
(het) snoeren:
snø̄rǝ (Q007p Eisden)
|
Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31]
I-11
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
blōtlūs (Q007p Eisden)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|