19765 |
schilderij |
schilderij:
schilderij (Q007p Eisden),
Karte 38.
schilderij (Q007p Eisden)
|
Gemälde. || schilderij [ZND 06 (1924)]
III-2-1, III-3-2
|
24491 |
schimmel (plantje) |
schimmel:
schummel (Q007p Eisden)
|
schimmel [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
21244 |
schip |
schip:
scheep, twee scheep, klein scheepke (Q007p Eisden),
še.p (Q007p Eisden)
|
Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] || schip [RND]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šypər (Q007p Eisden),
šøpər (Q007p Eisden)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
18341 |
schoeisel |
t leer]:
šon (Q007p Eisden)
|
schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schoon (Q007p Eisden),
šon (Q007p Eisden)
|
een schoen [ZND 06 (1924)] || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18347 |
schoenlepel |
schoentrekker:
šontreͅkər (Q007p Eisden)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18185 |
schoenveter |
nestel:
nistel (Q007p Eisden),
rijgstaartel:
rejstartələ (Q007p Eisden)
|
Nestel (van den schoen; fr. lacet). [ZND 05 (1924)] || schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šofǝl (Q007p Eisden)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šofǝlǝ(n) (Q007p Eisden)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|